Tekeningenband Wolken

Informatie vooraf

Deze tekeningenband met audio-uitleg gaat over wolken. Op de voorkant van de band staat, in de linker bovenhoek, de titel.

In de rechterbovenhoek vind je een vierkant kadertje, met links daarvan de letters QR.

Binnen dit kader staat een QR-code. Als je deze scant, krijg je een link naar de audioversie van deze tekst. Ook kun je via deze link de digitale tekstversie van de uitleg vinden.

Meer informatie over de QR-code en hoe je deze kunt gebruiken vind je op dedicon.nl/qr-code, met een streepje tussen ‘QR’ en ‘code’.

De tekeningenband bevat zeven tekeningen. In de linkerbovenhoek staat steeds het nummer van de tekening. In de uitleg wordt verwezen naar deze nummers.

Inleiding

Een voelbare tekening van een wolk, dat is eigenlijk een beetje tegenstrijdig. Want een wolk is iets ongrijpbaars, iets wat je juist niet kunt voelen - tenminste niet op de manier waarop je een tekening voelt, door hem af te tasten met je handen.

Je voelt een wolk wel als je in de zomer buiten zit en er eentje voor de zon langs drijft. Dan zit je ineens in de schaduw en krijg je misschien een koude rilling. Als je door dichte mist heen loopt, voel je dat je gezicht nat wordt. Kleine deeltjes van de wolk - waterdruppels - blijven plakken aan je wimpers en op je huid. Een rookwolk, bijvoorbeeld als je in de buurt van een kampvuur staat, kan een prikkend gevoel geven in je ogen, neus en keel. Maar een wolk is niet iets wat je kunt aanraken of vastpakken. Als je er tegenaan probeert te duwen, ga je erdoorheen. Net als bij een waterplas, of een schaduw of een zonnestraal.

De vorm van een wolk - dus de uiterlijke verschijningsvorm, dat wat iemand ziet als hij naar de lucht kijkt - is dus alleen visueel waar te nemen. Bovendien verschilt die vorm van moment tot moment, en is ook nog afhankelijk van wáár de waarnemer staat, en hoe ver weg de wolk is.

Vanuit het oosten kan dezelfde wolk er anders uitzien dan vanuit het westen. En als je er middenin staat - zoals bij mist - zie je helemaal geen wolk. Je merkt alleen dat het een beetje grijs is om je heen, er hangt een soort waas waar je moeilijk doorheen kunt kijken. Je wordt omringd door een gigantische verzameling van minuscule druppeltjes, zo klein dat ze per stuk niet waarneembaar zijn, maar met zijn allen bij elkaar belemmeren ze wel het zicht.

Daarom zijn auto's uitgerust met speciale mistlampen: rood aan de achterkant en wit aan de voorkant. Die geven een extra fel licht, zodat de auto beter opvalt in de mist. En daardoor vallen er bij brand vaak extra slachtoffers omdat ze door de rookwolken de uitgang van een gebouw niet kunnen vinden.

Maar als zienden naar de hemel kijken, zien ze dus wel degelijk wolken voorbijdrijven in allerlei kleuren, vormen en maten. Van sneeuwwit tot antracietgrijs en alle gradaties daartussen, soms vermengd met gele of zelfs groenachtige tinten, afhankelijk van de weersomstandigheden en hoe het zonlicht erop valt.

Soms zijn de contouren van een wolk scherp afgelijnd: men ziet een strakke vorm tegen de blauwe achtergrond van de lucht. Maar vaak ook zijn ze vaag en een beetje 'uitgeveegd'. Dan wordt de wolk naar de randen toe steeds transparanter, en gaat geleidelijk over in het blauw van de lucht eromheen.

Het komt ook vaak voor dat meerdere wolken elkaar overlappen; ze vloeien in elkaar over en vormen zo samen één groot wolkenpak dat een groot deel van de hemel bedekt. Dan is de zon verborgen achter de wolken, is het grijs en grauw buiten en is de hemel niet of nauwelijks te zien.

Met behulp van deze tekeningenband proberen we je een indruk te geven van hoe wolken er voor een ziende uitzien. We concentreren ons dus vooral op de uiterlijke vorm, en wat minder op de natuurkundige kant van wolkenvorming. Wat hangt er nou eigenlijk boven je hoofd als je buiten loopt? Wat wordt bedoeld met 'schapenwolkjes', of een 'paddenstoelwolk'?

Eerst geven we wat algemene uitleg, waarbij je de tekeningenband nog niet nodig hebt. Daarna laten we op tekening 1 tot en met 4 een aantal basisvormen zien, die door weerkundigen worden gebruikt om verschillende typen wolken te classificeren.

Op tekening 5 tot en met 7 is er aandacht voor wolken die door mensen zijn veroorzaakt. Want niet elke wolk die aan de hemel verschijnt heeft een natuurlijke oorsprong.

Wat is een wolk?

Zoals gezegd gaan we niet te diep in op de natuurkundige verklaring van wolken. Om toch even kort het geheugen op te frissen: de zon verwarmt de aarde, waardoor water aan het oppervlak verdampt tot gas. Dat gas is lichter dan lucht, en stijgt op. Hoog in de atmosfeer is het kouder dan vlak boven de aarde. Door de lagere temperaturen condenseert de waterdamp tot druppeltjes. Als het vriest, veranderen die druppeltjes in ijskristallen. Een wolk is dus niet meer dan een gigantische verzameling druppels of ijskristallen, dicht bij elkaar, zo klein en licht dat ze in de lucht blijven zweven. En vanuit de verte gezien heeft zo'n verzameling een bepaalde vorm, maar die vorm is niet vast.

De verzameling druppels of ijskristallen beweegt als één geheel: de wind zorgt ervoor dat een wolk zich verplaatst door de atmosfeer. Daardoor kun je vanaf de aarde de wolken boven je hoofd over zien drijven. Dit gaat heel traag. Bij weinig wind lijken de wolken bijna stil te hangen. Bij veel wind bewegen ze iets minder langzaam, maar het duurt nog steeds wel enkele minuten voordat ze over zijn gedreven. Maar ook dat is een kwestie van perspectief... Een wolk kan in werkelijkheid een snelheid hebben van 100 kilometer per uur. Maar omdat wij er zo ver vanaf staan, nemen wij de beweging waar als langzaam. De afstand vertekent het beeld.

De wolk verplaatst zich dus als geheel, maar de druppels of kristallen bewegen ook ten opzichte van elkaar. Daardoor verandert een wolk steeds van vorm. En zo kunnen druppels of kristallen ook tegen elkaar aan botsen en met elkaar versmelten. Ze worden groter en zwaarder. Tot ze zo zwaar zijn dat ze als regen of sneeuw uit de wolk naar beneden vallen.

De kleur van wolken

Waterdruppels hebben zelf geen kleur. De kleur van wolken wordt bepaald door het zonlicht dat in al die ontelbare druppeltjes weerspiegeld wordt. Zonlicht is wit, daardoor zien wolken er op een zonnige dag normaal gesproken uit als grote, witte massa's of vlekken. Maar de kleur varieert, afhankelijk van het moment van de dag, de dichtheid van de wolk en van de positie van de wolk en de waarnemer ten opzichte van de zon.

Als de druppels in de wolk groter zijn en dichter op elkaar zitten - en het dus bijna gaat regenen - wordt een deel van het zonlicht erdoor geblokkeerd. Dan kleurt de wolk grijs. Vaak is de onderkant van een wolk grijs en de bovenkant juist wit, want de zwaardere druppels zakken omlaag voordat ze uit de wolk regenen. Binnen één en dezelfde wolk kun je een heel palet aan grijstinten zien.

Als het licht van de ondergaande zon erop valt, kunnen wolken prachtig roze, geel, rood of oranje kleuren. In bijzondere gevallen zijn die kleuren zo intens, dat de lucht haast lijkt te gloeien als lava uit een vulkaan.

Geen wolk is dus hetzelfde. Wolkenluchten zijn dan ook een geliefde inspiratiebron voor heel wat schilders en fotografen. Zeventiende-eeuwse meesters als Jacob van Ruysdaal, Albert Cuyp en Willem van de Velde staan bekend om hun landschappen en zeegezichten met dramatische wolkenluchten erboven. Op die schilderijen is vaak wel zo'n twee derde tot driekwart van het doek gevuld met de lucht. De wolkenlucht krijgt dus veel meer ruimte op het schilderij dan het landschap of de zee daaronder.

Een ander bekend voorbeeld van wolken in de kunst is het schilderij 'De rode wolk' van Piet Mondriaan, uit begin twintigste eeuw. De bovenste helft van dit schilderij bestaat uit een helderblauw vlak - de blauwe lucht - met daarin één grote, fel oranjerode wolk. De onderste helft - het landschap - bestaat uit niet veel meer dan wat blauw-groene verfvegen en -strepen, zonder herkenbare details. Het is eigenlijk niet eens echt duidelijk of het land of water voor moet stellen. Alle aandacht gaat uit naar die grote, grillig gevormde, felgekleurde wolk.

Wolkenfamilies en wolkengeslachten

Weerkundigen delen wolken in de eerste plaats in op basis van de hoogte in de atmosfeer waar ze voorkomen. Dit wordt ook wel de familie genoemd. Daarnaast worden ze ingedeeld naar hun vorm en eigenschappen. Dit wordt ook wel het geslacht genoemd.

Er zijn vier wolkenfamilies:

- lage wolken: op 0 tot 2 kilometer boven de aarde,

- middelhoge wolken: op 2 tot 6 kilometer boven de aarde,

- hoge wolken: op 6 tot 12 kilometer boven de aarde,

- en verticale wolken. Die zijn zo hoog dat ze door verschillende hoogtelagen heen gaan.

Hoewel wolken dus geen vaste contouren hebben en continu van vorm veranderen, zijn ze allemaal te herleiden tot drie basisvormen: de cumulus, de stratus en de cirrus. Er zijn tien wolkengeslachten, die elk een variatie zijn op  - of een tussenvorm van - deze drie basisvormen. Zo heb je dus de cumulus en de stratus, maar bijvoorbeeld ook de stratocumulus en de cirrostratus.

De cumulus is een dikke, hoge witte wolk die qua vorm op een bloemkool lijkt.

De stratus is een langgerekte, wat plattere wolk, meestal grijs aan de onderkant, die als een donsdeken boven het landschap hangt.

De cirrus ten slotte is een kleine, deels transparante wolk met een draderige structuur. Hij heeft wel iets van een donsveer die hoog in de de lucht dwarrelt.

Binnen de vier genoemde families - op basis van de hoogte in de atmosfeer - onderscheiden weerkundigen dus tien wolkengeslachten, op basis van vorm en eigenschappen.

Aan de hand van de tekeningen zullen we nu nader ingaan op de uiterlijke kenmerken van elk geslacht.

Tekening 1: cumulus, altocumulus en cirrocumulus

Pak tekening 1. In de linker bovenhoek staat in braille het nummer van de tekening.

Helemaal onderaan voel je een enigszins golvende, doorgetrokken lijn die van links naar rechts over het blad gaat. Deze lijn stelt de horizon voor.

Links op de horizonlijn, ongeveer drie centimeter vanaf het uiteinde, voel je een klein figuurtje met een puntige bovenkant. Dit stelt een huis voor. De tekening is niet precies op schaal, maar het geeft toch een klein beetje een idee van de proporties.

Boven de horizon is de hemel in drie gelijke, horizontale stroken verdeeld. Dit is gedaan met twee horizontale stippellijnen, die van links naar rechts over de pagina gaan. Deze drie stroken verbeelden drie verschillende hoogtelagen in de atmosfeer.

Links boven in elke strook staat in braille om welke hoogte het gaat. Van beneden naar boven: 0 tot 2 kilometer, 2 tot 6 kilometer en 6 tot 12 kilometer.

Binnen elke strook - of hoogtelaag - zijn een of meer wolken getekend. Alle wolken op deze tekening zijn varianten van de basisvorm 'cumulus'.

Ga eerst naar de onderste strook, dus het deel direct boven de horizon met het huis. Dit is de hoogtelaag van 0 tot 2 kilometer. In het midden van de strook is één grote cumuluswolk getekend. Cumulus is in dit geval dus de naam van de basisvorm, maar ook van het geslacht.

Als je de contouren van de cumulus in de onderste laag volgt, voel je een doorgetrokken lijn die ronde boogjes maakt van verschillende groottes. De onderkant van de wolk is plat.

De wolk zelf, dus het deel binnen de contourlijnen, is opgevuld met een fijne structuur van kleine stippen.

De randen van cumuluswolken zijn vaak vrij scherp afgetekend zichtbaar aan de hemel, dat wil zeggen: je ziet goed waar de wolk 'ophoudt'. Vandaar de doorgetrokken lijn.

De cumulus lijkt een beetje op een klomp wattenbolletjes, of op een dot scheerschuim. Hij wordt ook wel vergeleken met een bloemkool of een wollig schaap - maar dan zonder kop en poten. Een bolle, bobbelige vorm dus, met ronde uitstulpingen bovenop en opzij, en een vlakke onderkant.

Een ander woord voor cumuluswolk is stapelwolk. Die naam heeft te maken met hoe de wolk in natuurkundig opzicht wordt gevormd: er komt steeds een laag bij, waardoor hij steeds hoger en hoger wordt. Uiteindelijk kan hij uitgroeien tot een kilometers hoge cumulonimbus. Deze komt aan bod op tekening 5.

Boven de cumulus in de onderste hoogtelaag voel je de horizontale stippellijn, die het begin van de volgende hoogtelaag aangeeft: 2 tot 6 kilometer boven de aarde.

In deze laag zijn negen wat kleinere wolken getekend. Deze zijn van het geslacht altocumulus. De vorm lijkt op die van de cumulus - ze hebben dezelfde basisvorm - maar ze zijn dus gemiddeld wat kleiner. Je voelt ook dat elke altocumulus een klein beetje anders is, zowel qua vorm als qua grootte, al hebben ze allemaal die bolle, bloemkoolachtige vorm met die ronde uitstulpingen. In werkelijkheid zul je dan ook nooit twee identieke wolken tegenkomen.

Boven de volgende stippellijn, boven de negen altocumulus-wolken dus, begint de derde hoogtelaag: 6 tot 12 kilometer. De wolken in deze hoogtelaag behoren tot de familie 'hoge wolken' en worden cirrocumulus genoemd. Ook dit zijn weer varianten op de basisvorm 'cumulus', ze lijken qua vorm op de cumulus en de altocumulus. Maar deze zijn gemiddeld nog weer iets kleiner.

Alltocumulus en cirrocumulus worden trouwens ook wel schapenwolken genoemd. Ze verschijnen vaak in grote groepen aan de hemel, die een beetje aan kuddes schapen doen denken.

Tekening 2: stratus, altostratus en cirrostratus

Pak tekening 2. Deze tekening is op dezelfde manier ingedeeld als tekening 1. Onderaan de horizon, als een golvende lijn, met een huisje erop. Daarboven is de hemel verdeeld in dezelfde drie hoogtelagen, van elkaar gescheiden door horizontale stippellijnen.

Op deze tekening laten we drie wolkengeslachten zien die horen bij de basisvorm 'stratus'. Stratuswolken zijn langgerekte, meestal grijze wolken. Ze vormen een soort deken boven de aarde. Als deze wolken heel laag boven de aarde hangen, spreken we van mistbanken.

Begin in de onderste hoogtelaag: de familie 'lage bewolking' dus, 0 tot 2 kilometer boven de aarde. De wolken hier worden stratus genoemd. De geslachtsnaam is hier weer hetzelfde als de naam van de basisvorm, net als bij de cumulus.

Je voelt twee langgerekte vormen vlak boven elkaar, elk gevuld met een stippenstructuur. De contouren van de stratuswolken zijn niet getekend met een doorgetrokken lijn, zoals bij de cumulus. Er is onderbroken lijn gebruikt - een lijn van korte streepjes - om aan te geven dat de contouren van dit soort wolken vaak wat minder scherp en duidelijk zijn. De wolken lijken meer op verfvegen, die naar de randen toe vervagen.

Soms is er bij stratuswolken helemaal geen sprake van losse exemplaren, met elk een eigen vorm. Dan is de lucht boven je hoofd gevuld met één grote wolkendeken: de hele hemel kleurt grijs. Er kan hier en daar een ‘gat’ in de deken zitten; daar zie je dan een stukje van de hemel doorheen. Ook kan er een straal zonlicht door het gat schijnen.

Boven de twee stratuswolken voel je de stippellijn die het begin van de middelste hoogtelaag markeert. Stratus-achtige wolken in de familie 'middelhoge wolken' worden altostratus genoemd. Deze altostratus lijkt qua uiterlijk erg op de stratus eronder. Bij de stratus zijn er twee losse wolken voelbaar, bij de altostratus zijn ze in elkaar gevloeid tot één wat grotere wolk.

In de bovenste hoogtelaag is de cirrostratus getekend. Ook deze lijkt qua vorm op de stratus en de altostratus. Hier zijn vier losse, langgerekte wolkenflarden getekend met lege ruimte ertussen. Maar er kan ook sprake zijn van één grote, egale wolkenlaag, die een groot deel van de hemel bedekt. Cirrostratus-wolken zijn erg doorzichtig, de zon schijnt er makkelijk doorheen.

Tekening 3: stratocumulus, nimbostratus en cirrus

Ook tekening 3 heeft dezelfde opbouw met de drie hoogtelagen: laag, middelhoog en hoog. Hier hebben we de drie overgebleven wolkengeslachten getekend, die niet alle drie tot dezelfde basisvorm behoren.

Bij de lage wolken vind je een stratocumulus. Deze lijkt qua vorm op de cumulus, de altocumulus en de cirrocumulus, alleen is hij wat meer uitgestrekt, dus minder hoog van vorm. En de onderkant is niet plat, maar net zo gegolfd als de zijkanten en de bovenkant. Als een kind een wolk tekent, ziet die er meestal zo uit: een bolle vorm met golfjes rondom.

De eerste stippellijn, die de overgang naar de middelste hoogtelaag markeert, wordt nu onderbroken door een grote wolk. Dit is een nimbostratus. Hij bevindt zich op de grens van de lage en middelhoge wolkenlaag en daarom onderbreekt hij op de tekening de stippellijn. De vorm van de nimbostratus is min of meer hetzelfde als die van de stratocumulus eronder.

In de hoogste laag zijn drie wolken getekend van het geslacht cirrus. Deze zien eruit als losse plukken of vegen. Ze hebben een draderige structuur, deels transparant, net als een sluier. Vandaar dat hier vaak wordt gesproken van sluierbewolking. Cirruswolken lijken soms ook wel wat op donsveren.

Tekening 4: cumulonimbus

Ook tekening 4 heeft weer dezelfde indeling met hoogtelagen. Maar op deze tekening voel je één reusachtige, torenhoge wolk die door alle drie de lagen - en dus door de beide horizontale stippellijnen - heen gaat. Dit is een cumulonimbus, ook wel bekend als een onweerswolk. Deze behoort tot de familie van de verticale wolken. Door de brede, platte bovenkant wordt hij wel vergeleken met een aambeeld.

Een cumulonimbus is eigenlijk een uitgegroeide cumulus: een enorme stapelwolk dus waar steeds nieuwe lagen bij zijn gekomen.

We hebben nu de vier families en tien geslachten behandeld, die weerkundigen hanteren bij het indelen van wolken. Er zijn bij elk geslacht ook nog verschillende 'ondersoorten', maar die laten we buiten beschouwing.

Op tekening 5 tot en met 7 behandelen we wolken die door mensen zijn veroorzaakt: deze worden ook wel antropogene wolken genoemd.

Tekening 5: paddenstoelwolk

Antropogene wolken bestaan, net als natuurlijke wolken, uit gecondenseerde waterdamp. Maar behalve water kunnen ze ook roet- of stofdeeltjes bevatten, of giftige gassen. Sommige zijn slecht voor het milieu.

De allerbekendste antropogene wolken uit de geschiedenis zijn misschien wel de 'paddenstoelen' boven Hiroshima en Nagasaki. De beelden van deze kilometers hoge, nucleaire wolken zijn een iconisch beeld geworden voor het einde van de Tweede Wereldoorlog in Japan.

Op tekening 5 kun je voelen waarom deze wolken 'paddenstoelen' worden genoemd. Ook hier geeft een golvende, doorgetrokken lijn van links naar rechts onder aan het blad de horizon weer. Nu zonder huisje, want dat is verwoest door de bominslag... De stippellijnen die de hoogtelagen markeren hebben we nu achterwege gelaten.

Direct boven de horizon voel je een platte, cumulusachtige wolk die bijna de hele breedte van de pagina beslaat. De tekening geeft het zijaanzicht van de wolk. In werkelijkheid heeft dit gedeelte de vorm van een reusachtige cirkel, met een diameter van meerdere kilometers. Het middelpunt van de cirkel is de plek waar de bom is ingeslagen. Hoe krachtiger de bom, hoe groter de wolk die ontstaat.

Aan de bovenkant van de platte wolk die op de aarde ligt, voel je in het midden de 'steel' van de paddenstoel omhoog gaan. Ook deze kan in werkelijkheid kilometers lang zijn. Boven op de steel ligt een grote, bolle wolk: de 'hoed' van de paddenstoel. De steel en de hoed samen hebben ook wel iets weg van een broccoli, of van een boom met een hoge, smalle stam en een grote, dichte bladerkroon.

Hoe ontstaat nou die aparte vorm? Tijdens de explosie wordt een enorme bal gevormd van warme lucht: de 'hoed' van de paddenstoel. Terwijl die bal de lucht in schiet, zuigt hij aan de onderkant koele lucht en stof aan. Hierdoor ontstaat de 'steel' van de paddenstoel.

Terwijl de hoed en de steel verder de lucht in schieten, koelt het buitenste deel van de wolk af en begint weer omlaag te zakken. De bal bovenin verspreidt zich en wordt steeds breder.

Tijdens het afkoelen condenseert de waterdamp. Wat je ziet is dus een combinatie van condens en stof. Uiteindelijk valt het stof terug op de aarde. In het geval van een kernexplosie is dat stof radioactief. Doordat de wolk aan de bovenkant zo breed uitwaaiert, kan dat radioactieve stof zich verspreiden over een gebied van vele honderden kilometers, met alle negatieve gevolgen van dien.

Paddenstoelwolken worden meestal in verband gebracht met kernexplosies. Maar ze kunnen ook voorkomen bij andere grote explosies, of bijvoorbeeld bij een vulkaanuitbarsting.

Tekening 6: fabriekswolken

Het is een bekend gezicht, als je door een industrieel gebied rijdt: een skyline met meerdere hoge schoorstenen die boven het landschap uit steken en grote rookwolken uitstoten.

Op tekening 6 hebben we geprobeerd dit in beeld te brengen. Deze tekening is over dwars gemaakt, je moet dus de tekeningenband een halve slag draaien, met de ringband van je af.

Begin onderaan en ga met je handen omhoog, dan voel je op ongeveer een derde vanaf de onderkant van het blad een horizontale, iets golvende lijn die de horizon voorstelt.

Op die horizon zijn twee schoorstenen getekend in zijaanzicht: links op de lijn een heel smalle, en ongeveer in het midden van de lijn een brede.

De schoorsteen links heeft op de tekening de vorm van een smalle, naar boven iets toelopende balk. In werkelijkheid is het een cilinder. Hij is op de tekening een paar centimeter lang. In werkelijkheid kunnen fabrieksschoorstenen wel honderd meter lang zijn, maar er zijn ook kleinere van ongeveer tien meter.

Je ziet ze bij elektriciteitscentrales en olieraffinaderijen, maar ook bij industriële complexen als Tata Steel en chemisch industrieterrein Chemelot. Bij grote industrieterreinen of centrales zie je soms een heel 'woud' aan rokende schoorstenen.

De rechter schoorsteen op de horizonlijn is eigenlijk geen schoorsteen maar een koeltoren. Deze wordt gebruikt om warmte uit energiecentrales en fabrieken af te voeren. Ook bij kerncentrales zijn ze een bekend gezicht.

Ook de koeltoren heeft de vorm van een cilinder, maar de basis is heel breed. In werkelijkheid heeft die basis een diameter van enkele tientallen meters. Naar boven toe wordt de buis smaller, om aan de bovenkant weer iets breder uit te lopen.

Boven elke pijp - de schoorsteen én de koeltoren - is een grote ‘uitstootwolk’ getekend. De beide wolken zijn op dezelfde manier getekend, alleen is de ene op de tekening iets kleiner dan de andere. De beschrijving die nu volgt, geldt voor beide wolken.

Op de plek waar de uitstoot de pijp verlaat, dus vlak boven de opening aan de bovenkant van de pijp, zijn de wolken dik en ondoorzichtig. De vorm lijkt op wattenbolletjes of bloemkool, net als die van een cumuluswolk.

De wind blaast de uitstoot naar rechts. Hoe verder de ‘wolk’ van de pijp af komt, hoe meer hij uitwaaiert. Hij wordt steeds transparanter, waait vervolgens uiteen in losse plukjes, en lost uiteindelijk op in de lucht.

Dit hebben we verbeeld door de contouren van de wolk eerst als een doorgetrokken lijn te tekenen die vervolgens overgaat in een onderbroken lijn. Uiteindelijk is de contourlijn helemaal weggelaten. Daar voel je alleen nog een stippenstructuur zonder rand eromheen. Helemaal aan het eind van elke wolk voel je nog een paar losse 'vlekken' van stippenstructuur.

De stippenstructuur is in het eerste deel van de wolk erg compact. De stippen staan dicht op elkaar. In het tweede, meer diffuse deel staan de stipjes wat verder uit elkaar, om de transparantie weer te geven.

Koeltorens dienen om de warmte uit een fabriek of energiecentrale af te voeren met behulp van koelwater. Onder in de toren bevindt zich een bassin met koud water. Warm water uit de fabriek wordt boven in de toren gesproeid, of men laat het langs de binnenwanden van de toren naar beneden stromen. Onderweg naar beneden koelt een deel van het water af. Dat komt terecht in het bassin om opnieuw te worden gebruikt. Een ander deel verdampt, en dit zorgt voor de uitstoot van dikke, witte wolken uit de opening aan de bovenkant van de pijp.

De wolken uit een koeltoren bestaan dus vooral uit waterdamp, zonder schadelijke stoffen. Ze zijn dus niet echt vervuilend. Al vinden veel mensen wel dat ze het landschap bederven. Zo'n stomende koeltoren wordt door de meeste mensen niet als een aantrekkelijk uitzicht beschouwd.

Tekening 7: vliegtuigstrepen

Op tekening 7 brengen we nog een bekend fenomeen in beeld dat met wolken te maken heeft: vliegtuigstrepen. Op heldere dagen kan de lucht ineens gevuld zijn met lange, rechte, wolkachtige sporen, veroorzaakt door de uitstoot van vliegtuigen.

Voor deze tekening moet je de tekeningenband weer rechtop leggen, dus met de ringband links. Links boven aan de tekening staat in braille het nummer 7.

Ongeveer vier centimeter rechts van het nummer voel je een kruisje, ongeveer ter grootte van een vingertop. Dit stelt een vliegtuig voor. De neus wijst naar linksboven, de staart naar rechtsonder. Haaks op de romp staan de beide vleugels.

Vanaf de staart van het vliegtuig voel je twee dunne, rechte, doorgetrokken lijnen schuin naar rechts omlaag gaan. Deze lijnen stellen de condens-sporen voor die het vliegtuig tijdens zijn vlucht langs de hemel trekt. Een vliegtuig heeft twee motoren: onder elke vleugel een. Het laat dus ook twee sporen na, vlak naast elkaar - al kunnen die er, vanaf een grote afstand, ook uitzien als één dikke streep.

Na ongeveer vijf centimeter gaan de twee lijnen op de tekening allebei over in een onderbroken lijn, of streepjeslijn; de vliegtuigstrepen in de lucht worden al iets diffuser en transparanter. De condens-deeltjes verspreiden zich door de lucht en drijven dus steeds verder uit elkaar, waardoor de wolkstreep vervaagt.

Nog een paar centimeter verder zijn de twee lijnen samengevloeid tot één brede, rechte baan. Op de tekening is deze weergegeven als een vlak van fijne stippelvulling.

Hoe verder van het vliegtuig vandaan, hoe breder de baan wordt. Want de wolk waaiert steeds meer uit.

Ongeveer halverwege wordt de baan van stippelvulling doorkruist door het spoor van een ánder vliegtuig. Dit tweede vliegtuig vliegt van links naar rechts en zijn spoor staat dus haaks op dat van het eerste. Het vliegtuig zelf bevindt zich in dit geval buiten beeld.

Na de onderbrekingen kun je het eerste vliegtuigspoor weer verder volgen, schuin naar rechts en omlaag.

Na een paar centimeter wordt de stippelvulling nu wat minder compact. De stippen staan verder uit elkaar. Hiermee willen we aangeven dat de wolk steeds verder oplost. Hij lijkt nu meer op een veeg dan op een echte streep. Uiteindelijk verdwijnt hij buiten de rand van de tekening.

Als de lucht droog is, verdwijnen de vliegtuigstrepen na een paar minuten. De condensdruppels verdampen snel weer. Hoe vochtiger de lucht, hoe langer ze zichtbaar blijven. Als de lucht al verzadigd is van vocht, verdampen ze minder makkelijk. Bij vochtige omstandigheden kunnen ze wel een paar uur blijven hangen.

Als er dan kort na elkaar meerdere vliegtuigen voorbijkomen, kan er een heel ruitpatroon aan de hemel ontstaan van lijnen die elkaar horizontaal of diagonaal doorkruisen. Soms zijn het er zo veel, dat ze wel wat doen denken aan een spinnenweb, of aan de draden van een visnet dat boven de aarde is gespannen. De hemel kan er dan tamelijk bewolkt uitzien, ondanks de heldere weersomstandigheden.

Meestal zijn de strepen wit, maar bij een ondergaande zon kunnen ze roze, geel of oranje kleuren, net als de natuurlijke wolken aan de hemel.

Terug naar tekening 7. Er zijn in totaal vier vliegtuigstrepen getekend. De streep van linksboven naar rechtsonder, die vlak naast het nummer 7 begint, is al benoemd. Net als de streep die daar haaks op staat, en die de eerste streep ongeveer halverwege doorkruist. Het vliegtuig dat deze tweede streep heeft veroorzaakt, vliegt van links naar rechts. Het vliegtuig zelf is inmiddels buiten beeld; het begin van deze streep, het 'strakke' deel met de twee doorgetrokken lijnen, staat ook niet op de tekening.

Parallel aan die tweede streep staat nog een derde streep, deze gaat achter de eerste langs. Bij deze is het vliegtuig nog wel in beeld. Dit vliegtuig beweegt van rechts naar links, in tegenovergestelde richting dus van het vorige. Als je de streep helemaal naar links volgt, kom je uit bij het vliegtuig, dat de vorm heeft van een klein kruisje.

Dan is er nog een vierde streep, min of meer parallel aan de eerste. Hij begint aan de linkerkant van de pagina, iets boven het midden, ongeveer acht centimeter onder het nummer 7 dat links bovenin staat. De vier strepen samen vormen een strak lijnpatroon over de pagina.

Tot slot

We hebben in deze tekeningenband met uitleg eerst de vier wolkenfamilies behandeld, met de tien geslachten. Sommige daarvan zijn ook voor leken heel herkenbaar, zoals de cumulonimbus. Die pik je er zo uit, vanwege zijn grootte en zijn verticale vorm met een 'aambeeld' bovenop. Of de flinterdunne cirrus, heel hoog in de lucht, die doet denken aan een vogelveertje. Maar vaak ook is het helemaal niet zo duidelijk wat er nou precies voor wolken langs de hemel drijven.

Ook wolken van hetzelfde geslacht kunnen verschillende vormen en maten hebben. Bovendien veranderen ze continu van vorm: ze splitsen zich op of klitten juist samen, ze overlappen elkaar en ze veranderen van kleur en dichtheid onder invloed van het zonlicht, de wind en de temperatuur.

De antropogene wolken spreken wat meer voor zich. Maar ook deze zijn nooit identiek.

Bij het samenstellen van deze band hebben we meerdere infographics, foto's en andere illustraties met elkaar vergeleken. Bijvoorbeeld op de websites van het KNMI, zijn Belgische tegenhanger KMI, Wikipedia, Weerplaza en verschillende amateur-deskundigen. Ook die zijn niet eensgezind. Elke tekenaar verbeeldt het net weer even anders, focust op andere details of kiest een andere variant als exemplarisch voorbeeld van een geslacht.

We hebben geprobeerd om hier een rode draad in te vinden. De band is dus zeker geen blauwdruk van een wolkenhemel, maar geeft hopelijk vooral een indruk van de grote diversiteit die er aan wolken is.

Colofon

Deze aangepaste leesvorm is uitsluitend bestemd voor eigen gebruik door mensen met een leesbeperking. Hij wordt uitgeleend door Bibliotheekservice Passend Lezen of de lokale bibliotheek. De intellectuele eigendomsrechten op deze aangepaste leesvorm berusten bij de Koninklijke Bibliotheek en de rechthebbenden van het oorspronkelijke werk. Productie en distributie vinden plaats op basis van artikel 15j en 15c van de Nederlandse Auteurswet en conform de Regeling Toegankelijke Lectuur voor mensen met een leesbeperking. Kopiëren, uitlenen of doorverkopen aan anderen is niet toegestaan. Deze aangepaste leesvorm is in 2023 geproduceerd door Stichting Dedicon.